Ot Ooievaar




 

Ot Ooievaar heeft er genoeg van! Zijn hele leven woont hij in dit saaie bos. Andere ooievaars vinden het er heerlijk hoor. Maar Ot niet. Ot is anders. Ot houdt van drukte en van mensen. En daarom wil Ot verhuizen. Naar een plek waar mensen wonen en kinderen spelen. De andere ooievaars schudden hun kop. ‘Wonen bij de mensen is niet leuk Ot!’ Maar Ot gelooft er helemaal niks van.

Ot gaat op zoek naar een nieuwe woonplaats. Hij vliegt over bossen, over water en over huizen. En tuurt ingespannen naar beneden. Zijn vleugels gaan op en neer. Maar plotseling remt Ot zo hard hij kan. Boem! Met een klap landt hij bovenop een hoge toren. Een klein jongetje kijkt verschrikt omhoog. ‘Wat een mooie ooievaar!’ roept zijn moeder uit. ‘Orevaaj, orevaaj!’ zingt het jongetje aan haar hand.

Ot kijkt eens goed om zich heen. Hij staat op een hele hoge paal met aan de bovenkant drie grote ringen. Het lijkt wel een kunstwerk! En vlakbij dat kunstwerk staat een gezellige school. ‘Hier wil ik wonen!’ roept Ot blij.

Ot gaat aan het werk. Hij vliegt het dorp door, op zoek naar takjes. Ot bouwt en vliegt en zoekt zo hard hij kan. Pffff.. Ot wordt er moe van; even uitrusten… ‘Hallo ooievaar!’ Ot gluurt naar beneden. Ooh kijk nou! Daar staat een groepje kinderen met hun juf! Ze kijken omhoog. ‘Kijk lieve kindjes’, zegt de juf. ‘De ooievaar bouwt een nest! Hij komt gezellig bij ons wonen!’ ‘Joepie!’ juichen de kinderen. Ze springen en dansen en kletsen door elkaar.

Maar dan zegt de juf: ‘kom kindjes, we gaan weer naar binnen.’ Ot kijkt ze na. Zie je wel, denkt hij, mensen zijn leuk!

Ot zijn nest is klaar. Het is zo prachtig! Het lijkt wel een paleis. Trots kijkt Ot om zich heen. Beneden is het stil, heel stil. Terwijl nu toch eigenlijk de school uit zou moeten gaan. Gek hoor, denkt Ot nog. En dan…. UUUUUH UUUUUH UUUUUUUUH!!! HELP! Wat gebeurt er? Ot vliegt met nest en al een paar meter de lucht in… UUUUUH UUUUUH UUUUUUUH!!! Boem! Ot knalt weer naar beneden. Zijn veren zitten door de war. En overal liggen takjes. UUUUUH UUUUUH UUUUUUUUH!!! Dat ellendige lawaai houdt maar niet op! Ot slaat zijn vleugels om zijn kop. Hij is bang. Ot bibbert het uit…

En dan, zo maar opeens, is het stil. Ot slaakt een diepe zucht. De deur van de school gaat open. De kinderen rennen naar buiten. Ze kijken omhoog. ‘Oh… kijk de orevaaj!’ zegt het kleine jongetje verschrikt. ‘Och wat zielig, zijn nest is kapot!’ zegt het meisje met de staartjes. ‘Oeps, het luchtalarm!’ zegt de juf. ‘Kom!’ zegt het meisje. ‘We gaan de ooievaar helpen!’ De kinderen vegen alle takjes op een grote hoop. ‘Bouw maar een mooi nieuw nest ooievaar!’ roept het meisje. Maar dat weet Ot nog niet zo zeker. Hij is zo geschrokken van dat lawaai. Ot gaat een eindje vliegen. Even nadenken.

Ot vliegt van het saaie bos naar school en weer terug. Hij weet het echt niet meer. Zijn nest is kapot. Hij moet het opnieuw bouwen. Maar wat als het lawaai weer terug komt? En als zijn nest dan weer kapot gaat? Ot vliegt weer naar school. Hé, wat is daar nou aan de hand? Vlakbij de school  staat een grote bus. En daaromheen staan een heleboel mensen. Ze kijken omhoog. Naar Ot’s kapotte nest. Ot verstopt zich in een boom. Zo kunnen de mensen hem lekker niet zien. Hij gluurt voorzichtig tussen de blaadjes door. Er staat een meneer met een camera. En een meneer met een microfoon. Die praat met de mensen uit het dorp. ‘De ooievaar is gevlogen!’ hoort Ot. Hé het gaat over hem! Ot rekt zijn nek uit. In de verte ziet hij een grappig, klein autootje. Het autootje stopt. De deur gaat open. Er stapt een man uit, met een glimmende ketting om zijn nek. Wow, dat is de burgemeester! De meneer met de microfoon loopt naar hem toe. Ot luistert gespannen naar wat de burgemeester zegt. ‘Als je je huisje bouwt op een paal, dan vind je het toch niet prettig als elke maand die sirene aangaat.’ Elke maand? Zei de burgemeester nou elke maand? Oh nee! Maar dat is een ramp! Dan kan Ot niet bij die lieve kindertjes blijven wonen. Ot buigt zijn ooievaarskop. Er biggelt een traan over zijn wang. De andere ooievaars hadden gelijk.

Als het die avond donker wordt, vliegt Ot over het dorp. Nog één afscheidsrondje en dan gaat hij terug naar het bos. Ot is verdrietig, heel verdrietig. ‘Orevaaj, orevaaj!’ Wat is dat nou? Ot gaat wat lager vliegen. ‘Jippie!! De orevaaj!’ En dan ziet Ot het. Het geroep komt uit een huis. Het kleine jongetje staat juichend voor de tv. Nieuwsgierig gluurt Ot door het raam. Hij ziet zijn kapotte nest, de mensen uit het dorp en de burgemeester. Ze zijn op tv! ‘De burgemeester heeft zelfs besloten dat het luchtalarm de komende tijd níet af gaat’, hoort Ot. Wát??? Maar dat is geweldig nieuws! Dan kan Ot dus wél bij zijn kindertjes blijven wonen! Wow, dat is gaaf! Supersnel vliegt Ot naar school. Het is nu helemaal donker. Maar gelukkig, de stapel takjes ligt er nog! Ot neemt wat takjes in zijn snavel en vliegt naar boven. Hij bouwt en vliegt en bouwt… En ja hoor, zijn nest is weer klaar! Het schittert in het maanlicht. Moe van het harde werken valt Ot in een diepe slaap.

‘Orevaaj! Hé orevaaj!!’ Ot schrikt wakker. Hij kijkt naar beneden en lacht. Daar staat het kleine jongetje en alle andere kinderen van de school. Ze juichen, ze springen en ze lachen. ‘Wat een gaaf nest orevaaj! Het lijkt wel een paleis!’ Ja, knikt Ot. Het ís een paleis, een echt ooievaarspaleis. Bovenop een kunstwerk, tussen hele lieve mensen. Op het allermooiste plekje van de wereld!